Tucht (deel 2) in de plaatselijke kerk/gemeente

De vorige keer ging het over tucht in zijn algemeenheid. Bijbelse tucht is altijd opbouwend bedoeld, met de hoop/verwachting op verbetering. Dit keer bekijken we tucht wat dichterbij, het gaat over tucht in de plaatselijke kerk/gemeente.

In het OT heeft God hele concrete aanwijzingen gegeven voor de bouw van de tabernakel en later de tempel. Daarnaast zijn er tal van voorschriften aangaande de priesterdienst, offerdienst en allerlei reinigingswetten. (Blader bijv. het boek Leviticus maar eens door). Het was immers Zijn huis (tabernakel en tempel) en Hij en Hij alleen bepaalde hoe het er daar aan toe zou gaan. Bij overtreding van deze door Hem ingestelde regels waren er passende maatregelen. Alles hield verband met de grootheid en heiligheid van God. Zie Ex. 40. Mozes was volkomen (7x) gehoorzaam geweest aan God: “zoals de Here Mozes geboden had” lezen we telkens in dit hoofdstuk. Toen Mozes het werk had voleindigd vervulde de heerlijkheid des Heren de tabernakel. Wat moet dat een geweldige belevenis zijn geweest! (Zie ook 1 Kon. 8:10/11 bij de bouw van de tempel door Salomo). Gehoorzamen aan Gods Woord brengt zegen, dat kun je ook in je eigen leven ervaren. Afwijken van Gods Woord zorgt dat we zegen missen.

In het NT is de kerk/gemeente het huis van God. Ook hierover vinden we in de Bijbel en dan met name in het NT allerlei voorschriften omtrent hoe Hij wil dat de gemeente er uit ziet en functioneert. (1 Tim. 3:15 “Dit schrijf ik u .....hoe men zich behoort te gedragen in het huis van God, dat is de gemeente van de levende God”). Het is dus, net als in het OT, logisch dat we in de gemeente luisteren naar hoe Hij wil dat de gemeente er uit ziet en hoe Hij wil dat de gemeente functioneert. Ook hier gaat het, evenals in het OT, om de heiligheid van God.

In het NT lezen we over oudsten of opzieners die er op dienen toe te zien dat er op Bijbelse wijze wordt samengekomen. Daar waar dat niet het geval is komt tucht om de hoek kijken. Nu klinkt dat weer direct heel zwaar maar dat kan in de praktijk meevallen. Soms, niet altijd, helaas. Hierover zo dadelijk wat meer.

Stel er is sprake van zonde (dit moet dan natuurlijk wel duidelijk openbaar zijn gekomen). Dan zullen er normaal gesproken gesprekken tussen een oudste* en de desbetreffende persoon plaatsvinden. Doel moet altijd zijn de ander weer terug te brengen bij de Herder van de schapen, door berouw en belijdenis. Als dit geen verandering teweeg brengt zullen er met 1 of 2 anderen erbij gesprekken worden gevoerd met precies hetzelfde doel. Als er geen berouw en belijdenis komt kan dit worden meegedeeld in de gemeente, zie Matth. 18:17. Dit is natuurlijk niet fijn voor de betrokkene, maar dit kan, hopelijk al voordat het zover is, wel inkeer bewerken. Een ander aspect is dat de gemeente dan ook geïnformeerd is over de gesprekken die hebben plaats gevonden. Dit zijn natuurlijk altijd zaken waarvan je hoopt dat het niet nodig zal zijn! Deze gesprekken dienen door de oudsten in de gezindheid van Gal. 6:1 te worden gevoerd: Galaten 6:1 “Broeders, zelfs indien iemand op een overtreding betrapt wordt, helpt gij, die geestelijk zijt, hem terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op uzelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen. Deze gesprekken zullen in grote afhankelijkheid aan God en met een biddend hart gevoerd dienen te worden.

Natuurlijk is alles er op gericht de betrokkenen door belijdenis van de zonden terug te brengen bij de Here. Mocht dit helaas niet lukken dan zijn er enkele mogelijkheden die ingezet kunnen worden om inkeer te bewerkstelligen. Als gesprekken niets hebben opgeleverd kan besloten worden door de oudsten om iemand die bewust blijft volharden in de zonde (tijdelijk) te weigeren aan de maaltijd van de Heer, het avondmaal. Deze tafel van de Heer is bedoeld voor gelovigen. Gelovigen worden van harte door de Heer aan Zijn tafel uitgenodigd, mits zij op waardige wijze (dus niet als er zonde speelt in iemands leven), deel te nemen aan de maaltijd. Het niet mogen deelnemen aan de maaltijd van de Heer kan iemands hart raken, zodat er toch besef van zonde gaat komen.

Als er bij een persoon die in zonde leeft geen enkele berouw of belijdenis van zonde is kan, maar dat is een alleruiterste maatregel, die persoon worden verzocht de gemeente (totdat er verandering is) niet meer te bezoeken.

Zie bijv. 1 Cor. 5: 1, dit soort situaties zijn natuurlijk volstrekt onacceptabel in de gemeente van God. Of 1 Cor. 5:7. “doet het oude zuurdeeg weg”. Als er oud zuurdeeg is, dus als er zonde is die willens en wetens niet wordt beleden moet er helaas een zeer stevige maatregel worden ingezet. Zie ook Matth. 18 vers 17. Als iemand een oprecht christen is, maar door omstandigheden of zwakte, ernstig zondigt dan kan het zo zijn dat als hij/zij de diensten niet meer mag bezoeken na verloop van tijd het geweten gaat werken en er alsnog berouw komt.

Tucht is niet bedacht door oudsten, maar is een voluit Bijbels gegeven met als doel de samenkomsten rein en zuiver te houden. We hebben immers te maken met God die heilig is. In onze tijd zien we veel on-Bijbelse zaken plaatsvinden, ook in kerken en gemeentes, daarom wil ik uw gebed vragen voor hen die in alle zwakte en afhankelijkheid aan God proberen te bewaken dat gelovigen samenkomen op een voluit Bijbelse wijze.

* Dit hoeft natuurlijk niet uitsluitend een oudste te zijn. Als een gemeentelid weet dat een ander gemeentelid in zonde leeft, dan is de beste weg dat hij/zij dit zelf op een liefdevolle wijze en in de juiste gezindheid (Gal. 6:1) rechtstreeks bespreekt met de persoon die in zonde leeft.