Genade (2)

Genade is een zeer rijk woord uit de Bijbel, het spreekt van onverdiende gunst door God aan ons verleend. Genade geldt voor iedereen, maar helaas gaat niet iedereen op Gods genade aanbod in.

Het spreekt van datgene wat we hebben ontvangen, zonder dat we er ook maar iets voor hebben hoeven doen. Toch is genade zeer kostbaar, het heeft de Here Jezus alles gekost. Hij was in de diepste kuil (Ps. 88:6) een kuil zo diep van lijden, daar was niemand ooit geweest en daar zal nooit iemand hoeven te komen, dankzij Hem. Ook een kuil die zo eenzaam was, een eenzaamheid die niemand zal hoeven mee te maken, omdat Hij deze absolute eenzaamheid voor ons heeft ondergaan. De totale verlatenheid van God.

Genade geldt in onze tijd, onze bedeling. In het OT gold de regel van de wet: “doet dit en gij zult leven”, (Lev. 18:5 “Ja, gij zult mijn inzettingen en mijn verordeningen in acht nemen; de mens die ze doet, zal daardoor leven”). Hoe geweldig groot en diep de genade van God is blijkt als we de wet en de genade tegenover elkaar zetten. Hieronder volgen een aantal tegenstellingen tussen wet enerzijds en genade anderzijds:

De wet verbiedt en eist, genade vergeeft en schenkt.

Onder de wet golden er allerlei ge- en verboden, door God ingesteld. Niemand heeft deze ge- en verboden volledig kunnen volbrengen. Jacobus 2:10 bevestigt dit “Want wie de gehele wet houdt, maar op een punt struikelt, is schuldig geworden aan alle geboden”. In deze genadetijd geldt echter, en dat is een enorme tegenstelling met de periode van de wet: “Het is volbracht”. De Here Jezus heeft alles volbracht aan het kruis van Golgotha, als we onze zonden belijden en Hem toelaten in ons hart als onze Verlosser dan mogen we zeker weten een kind van God te zijn. Niets, helemaal niet hebben we daarvoor hoeven te doen, we mogen komen met onze lege handen naar een gevende God.

De wet veroordeelt de beste, genade rechtvaardigt de slechtste.

Onder de wet kon iemand nog zo zijn best doen, niemand maar dan ook niemand was in staat Gods heilige wet te volbrengen. Iedereen struikelde wel op een punt. (en dat waarschijnlijk zelfs elke dag! ). Dus zelfs die mensen die voor zover mogelijk nauwelijks zondigden werden tóch veroordeeld door de wet, en terecht. Genade is totaal anders, voor werkelijk ieder mens, ongeacht welke zonde hij/ of zij gedaan heeft geldt Gods genade. Er is geen zonde zo groot of Gods genade is altijd groter! David liet Uria vermoorden en werd door Gods genade: “een man naar Gods hart”. Mozes sloeg een Egyptenaar dood in zijn drift, toch vond ook hij genade in Gods oog.

De wet stenigt de rebellerende zoon, genade omarmt en herstelt.

Ook hier weer een gigantisch contrast tussen de wet en de genade. Volgens Deut. 21 vers 18 e.v. moest een weerspannige zoon, als tuchtigen niet hielp, uiteindelijk worden gestenigd. Dit was Gods opdracht uit de wet van God. In Lucas 15 lezen we over een zoon die zo’n doorbrenger was, een zoon die weerspannig was. En wat gebeurt er? Het is bijna niet te geloven. De vader staat elke dag op de uitkijk, de vader ziet op een dag zijn zoon, rent naar hem toe, neemt hem in zijn beide armen, drukt hem aan zijn hart, kust hem, neemt hem weer in huis. Bekleedt hem met het beste kleed, doet hem schoenen aan zijn voeten, doet een ring aan zijn vinger en richt een feestmaal aan. Geen woord van verwijt, de jongen heeft zijn zonden beleden en deze geweldige ontvangst wordt zijn deel. Dat is wat genade doet!

Onder de wet sterft het schaap, onder de genade sterft de Herder.

Volgens de wet moest er, als men had gezondigd, een offer worden gebracht. Een offer van een rein, vlekkeloos en volwassen dier. Vaak was het een schaap of een lam dat werd geofferd. Zo had de Here het voorgeschreven. Voor de diverse offers zie Leviticus hfdst. 1 e.v. Onder de genade hoeft er geen offer van een schaap meer gebracht te worden. Waarom niet? God heeft Zijn Zoon gegeven, de Here Jezus Christus. De Here Jezus was het ware, het echte Lam van God, maar Hij was ook de goede Herder, de Herder die Zijn leven heeft gegeven voor Zijn schapen. Deze herder heeft Zijn leven afgelegd voor zijn schapen. Hadden de schapen dit verdiend? Absoluut niet, toch legde deze Herder Zijn leven af voor de schapen, voor u en mij, dát is genade.

We hebben zo een paar verschillen tussen de wet en de genade benoemd en heel kort daarover iets gezegd. Uit de tegenstellingen blijkt de onpeilbare diepte van Gods genade. En dan te bedenken dat Hij ons genade op genade schenkt in Zijn Zoon, Joh. 1:15/16.

De wet doet ons met onszelf bezig zijn, het openbaart de slechtheid van ons hart. De wet is immers goed en heilig. We zijn niet in staat de wet te volbrengen, omdat we van nature slecht zijn en op onszelf gericht zijn. De genade richt ons hart op de Here Jezus Christus, naarmate we meer nadenken over genade wordt Hij groter en wij kleiner. Het gaat dan zoals Johannes de Doper het heeft verwoord: Joh 3:30 “Hij moet wassen, ik moet minder worden”.

Dat u en ik mogen opwassen in de genade en in de kennis van onze Here en Heiland, Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, zowel nu als tot de dag der eeuwigheid.