Eén ding

In ons leven hebben we met allerlei zaken te maken, in ons gezin, op school, onze werkomgeving etc. Er zijn altijd onderwerpen die ons in meer of mindere mate bezig houden. Ditzelfde gegeven komen we ook in de Bijbel tegen en dat is logisch, want de Bijbel is een boek over gewone mensen. Mensen zoals u en ik. In dit artikel wil ik stilstaan bij een paar verschillende mensen uit de Bijbel die iets gemeen hebben en dat is “één ding”. Wat dat is blijkt wel uit het onderstaande. Misschien herkent u iets uit de levens van de hieronder genoemde personen.

De rijke jongeling (Marcus 10)

Zijn naam kennen we niet, we weten dat hij rijk was en godsdienstig, dat is nog wat anders dan gelovig. Een gelovige heeft een relatie met de Here Jezus, deze jongeman was religieus. Hij was waarschijnlijk een trouwe bezoeker van de tempel en/of synagoge en andere activiteiten. Zijn hele leven had hij “netjes” geleefd: hij had geen moord gepleegd, geen overspel, zijn ouders geëerd, niet gestolen en niet bedrogen. De jongeman wilde heel graag eeuwig leven hebben: “Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven”. Er was echter één ding wat tussen hem en de Here Jezus instond. Hij “hing” aan zijn bezittingen, dit vond hij belangrijker dan een relatie met de Here Jezus. De Here Jezus vroeg hem alles te verkopen, het aan de armen te geven en Hem te volgen. Dit was teveel gevraagd voor de jongeman, dit wilde hij niet. Hoe is dat in jouw/uw leven? Onze bezittingen, ons huis, spaargeld, hobby’s etc. kunnen tussen Hem en ons in staan, waardoor we het eeuwige leven missen en voor eeuwig verloren gaan.

De blindgeborene (Johannes 9)

Deze man, zijn naam weten we ook niet, heeft een ontmoeting gehad met de Here Jezus, net als de rijke jongeling. Hij was een andere persoon en werd ook anders benaderd door de Heer. Hij was blind vanaf zijn geboorte, zo zijn wij allemaal geestelijk blind vanaf onze geboorte. De man had op de sabbat een ontmoeting met de Here Jezus. Hij liet Hem modder op zijn ogen strijken en hij ging in geloof naar Siloam om zich daar in gehoorzaamheid aan het woord van de Heer te wassen. Het gevolg was dat hij weer kon zien. De farizeeën espraken deze genezing op de sabbat met hem, ze waren boos omdat het wonder op deze dag had plaatsgevonden. Toen ze de gewezen blinde man vroegen wie hem had genezen antwoorde hij: “Of hij een zondaar is weet ik niet,’ zei hij, ‘maar één ding weet ik wel: ik was blind en nu kan ik zien”. Hij wist dat hij genezen was en hij wist wie dat had gedaan: de man die hij een profeet noemde en hij wist dat Hij een man was die van God kwam, anders had Hij dit wonder niet kunnen doen. Ik hoop dat ook u dat ene ding weet, nl. dat u blind was en nu kunt zien. Dat u bent overgegaan vanuit de dood in het leven, van de duisternis naar het licht. Als de Here Jezus uw ogen heeft geopend mag u zeker weten een kind van God te zijn. Op grond van Zijn offer.

Paulus (Fil. 3)

De derde persoon is Paulus. Hij was een heel andere man dan de rijke jongeling en de blindgeborene. Paulus had aan de voeten van Gamaliel gezeten, hij was een wetgeleerde en vervolgde vol vuur de mensen die in de Here Jezus geloofden. Hij was een vervolger van de gemeente totdat de Here Jezus hem verscheen op de weg naar Damascus. Hij werd daar radicaal veranderd: van een vervolger van de gemeente werd hij een van de grootste, zo niet de grootste apostel. Deze enorme verandering blijkt heel duidelijk uit de volgende uitspraak van Paulus: “maar één ding (doe ik): vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus”. Paulus was besneden op de achtste dag, was een Farizeeër en naar de gerechtigheid van de wet onberispelijk, maar het was van nul en generlei waarde meer voor hem nu hij Christus had leren kennen. Sterker nog door Hem gegrepen was. Hij had nog maar een doel: Christus dienen met alles wat in hem was. Wat is het doel in ons leven? Waar leven we voor? Zijn we druk met tijdelijke zaken of strekken we ons uit naar Hem?

David (Psalm 27)

Zijn bezittingen weerhielden de rijke jongeling van een relatie met de Here. De blindgeboren man wist dat hij weer kon zien en Paulus verlangde alleen nog naar Christus. David en Paulus lijken wel wat op elkaar. Ook David was een kind van God, hij had al vroeg geleerd dat de Here zijn Herder was. En toen de Here zijn Herder was had dat gesmaakt naar meer, veel meer. Hij had Hem leren kennen als een liefdevolle en zorgzame Herder, zoals blijkt uit Psalm 23. Uitspraken als: mij ontbreekt niets, grazige weiden en mijn beker vloeit over spreken hiervan. In Psalm 27 zegt hij, en dat sluit aan bij zijn ervaringen zoals hij deze verwoordde in Psalm 23,: “Eén ding heb ik van de HERE gevraagd, dit zoek ik: te verblijven in het huis des HEREN al de dagen van mijn leven”. Waarom wilde David verblijven in het huis van de Heer? Het antwoord is eenvoudig: omdat Hij daar was. David had ontdekt dat de Here hem ten diepste kon vervullen. Het was goed, zeer goed om in Zijn nabijheid te zijn. Dat gold voor David en dat geldt voor ons, het is goed om onszelf naar Hem uit te strekken. Hij zal ons nooit teleurstellen, Hij wil ons leven vullen, zodat we Hem gaan danken, eren en aanbidden.

Tot slot nog één ding. Misschien lijkt u op een van de bovengenoemde personen uit de Bijbel. Misschien ziet u overeenkomsten tussen de rijke jongeling of de blindgeborene en uzelf of tussen Paulus en David en uzelf. Al is er maar één ding tussen u en God, zoals bij de blindgeborene, het is genoeg om God te verhinderen in uw leven te komen. U zult niet de diepe vrede en rust ervaren die alleen Hij kan geven. Misschien lijkt u meer op de blindgeborene en weet u zeker, op grond van Gods Woord: vroeger was ik blind, maar nu kan ik geestelijk zien en ervaart u Zijn rust en vrede in uw hart. Maar hopelijk lijkt u het meeste op Paulus en David en is maar één ding uw verlangen: Hem te volgen en te eren in uw leven.